NAUSICALM NAUSEES ET MAL DES TRANSPORTS ADULTE 50MG 14 GELULES

NAUSICALM NAUSEA EN ZIEKTE VAN TRANSPORT VOLWASSEN 50MG 14 CAPSULES

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en contra-indicaties.

Beschrijving Misselijkheid Misselijkheid en bewegingsziekte Volwassene 50 mg 14 capsules

Dit medicijn is een anti-emeticum dat behoort tot de familie van antihistaminica van het type H1 . Misselijkheid Misselijkheid en bewegingsziekte Volwassene 50 mg heeft sedatieve en atropinische effecten die bepaalde contra-indicaties en voorzorgsmaatregelen voor gebruik verklaren.
Het wordt gebruikt om reisziekte te voorkomen en te behandelen en bij kortdurende behandeling van misselijkheid en braken zonder koorts.

Waarom zijn we ziek in de auto of ander vervoermiddel ?
Bewegingsziekte is te wijten aan een onvoldoende respons van de hersenen, gekoppeld aan een tegenstelling tussen de informatie die door de ogen wordt verstrekt en die van de vestibule (evenwichtsorgaan in het binnenoor). Bijvoorbeeld :

• De gegevens die door de ogen worden overgedragen: deze nemen een beweging waar (bijvoorbeeld: ze zien de bochten waarin de auto rijdt).
• Informatie verzonden door de vestibule (evenwichtsorgaan in het binnenoor): dit registreert een indruk die tegengesteld is aan die die door het gezichtsvermogen wordt meegedeeld (bijv. In een auto voelt hij dat het lichaam niet beweegt). Hierdoor kan het de hersenen geen exacte informatie geven over de positie van het lichaam. Dit voorkomt dat het lichaam zich aanpast aan beweging, zoals gewoonlijk tijdens het reizen.

Met behulp van advies van Misselijkheid Misselijkheid en reisziekte Volwassene 50 mg 14 capsules

Ter voorkoming van reisziekte dient dit medicijn een half uur voor vertrek te worden ingenomen.
Gebruikelijke dosering :
Reisziekte :

• Volwassene: 1 à 2 capsules voor vertrek, eventueel tijdens de reis te vernieuwen.
• Misselijkheid en overgeven:
• Volwassene: 1 à 2 capsules, elke 6 à 8 uur. Overschrijd niet 8 capsules per dag.

De duur van de behandeling mag niet langer zijn dan 2 dagen zonder medisch advies.

Aanbevelingen

Er zijn eenvoudige en vaak effectieve maatregelen om reisziekte te voorkomen:

• slaap de dag voor de reis goed;
• eet licht maar regelmatig tijdens de reis;
• vermijd koffie, alcoholische of koolzuurhoudende dranken;
• geef voorrang aan bepaalde plaatsen: vooraan met de bus, op vleugelhoogte met het vliegtuig, op het dek midden met de boot.

Samenstelling van misselijkheid Misselijkheid en bewegingsziekte Volwassene 50 mg 14 capsules

p gel pc naar c pc naar s
Dimehydrinate 50 mg 15,7 mg 47,2 mg
Sucrose + 3,6 g 10,8 g
Alcohol + +

INCI-formule: Aqua, ethylhexylpalmitaat, butyrospermum parkii, pentyleenglycol, arachidylalcohol, behenylalcohol, arachidylglucoside, glycerylstearaat, PEG-100 stearaat, butyleenglycol, glycyrrhetinezuur, capryloylglycine, bisabolol, tocoferylcarbonyl pirocton-olamine, natriumhydroxide, allantoïne, DMDM-hydantoïne, vitis vinifera, natriumhyaluronaat, dinatrium-EDTA, ascorbyltetraisopalmitaat, propylgallaat, telmesteïne.

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

De siroopfles mag niet meer dan 1 maand na opening worden bewaard.

Dit medicijn mag niet worden gebruikt in de volgende gevallen:

• risico op glaucoom met gesloten hoek,
• risico op urineretentie (prostaatadenoom),
• kind onder de 15 (capsule).

Voorzichtigheid

• Voorzorgsmaatregelen zijn nodig bij ernstige leverinsufficiëntie of nierinsufficiëntie en bij de oude persoon, met name bij chronische obstipatie, neiging tot duizeligheid of bloeddrukdaling.
• De siroop bevat een aanzienlijke hoeveelheid suiker (sucrose).
• Vermijd alcoholische dranken: verhoogd risico op slaperigheid.
• Dit medicijn kan slaperigheid veroorzaken, wat bij sommige mensen ernstig kan zijn. Deze slaperigheid kan worden vergroot door alcohol of andere kalmerende middelen te gebruiken. Autorijden en het gebruik van gevaarlijke machines wordt niet aanbevolen, vooral niet in de uren na inname van de medicatie.

Geneesmiddelinteracties :
Vertel uw arts of apotheker als u een ander geneesmiddel gebruikt met atropinische of sedatieve effecten (kalmerende middelen, slaappillen, bepaalde hoest- of pijnstillers die opiaten bevatten, antidepressiva, neuroleptica ...).

Zwangerschap :
Incidenteel gebruik van dit medicijn tijdens de zwangerschap is mogelijk, op voorwaarde dat de aanbevolen dosering wordt gerespecteerd. Het gebruik ervan in de dagen vóór de bevalling moet echter aan de arts worden gemeld; inderdaad kan speciale monitoring van de pasgeborene nodig zijn.

Borstvoeding :
Dit geneesmiddel gaat over in de moedermelk; gebruik of hergebruik het niet zonder medisch advies.

Presentatie van misselijkheid Misselijkheid en bewegingsziekte Volwassene 50 mg 14 capsules

Doos met 14 capsules.

Let op, het medicijn is geen product zoals de anderen. Lees de bijsluiter zorgvuldig voordat u bestelt. Houd geneesmiddelen buiten het bereik van kinderen. Raadpleeg uw arts of apotheker als de symptomen aanhouden. Pas op voor onverenigbaarheden met uw huidige producten.

Geneesmiddelenbewaking Bijwerkingen melden die verband houden met het gebruik van een geneesmiddel

Download de PDF folder

Fiche révisée le : 10/07/2017

Antiémétique

diménhydrinate

.Présentations. Composition.Indications.Contre-indications.Attention.Interactions médicamenteuses.Grossesse et allaitement.Mode d'emploi et posologie. Conseils.Effets indésirables.Lexique

PRÉSENTATIONS  ^(sommaire)

NAUSICALM : gélule (transparente) ; boîte de 14.
Non remboursé - Prix libre -

NAUSICALM : sirop (arôme caramel) ; flacon de 150 ml.
Non remboursé - Prix libre -

NAUSICALM Enfant : sirop (arôme caramel) ; boîte de 15 sachets de 5 ml.
Non remboursé - Prix libre -

Laboratoire Brothier

COMPOSITION  ^(sommaire)

	p gél	p c à c	p sachet
Diménhydrinate	50 mg	15,7 mg	15,7 mg
Saccharose	+	3,6 g	3,6 g
Alcool		+	+

INDICATIONS  ^(sommaire)

Ce médicament est un antiémétique qui appartient à la famille des antihistaminiques de type H1. Il a des effets sédatifs et atropiniques qui expliquent certaines contre-indications et précautions d'emploi.
Il est utilisé :

• pour prévenir et traiter le mal des transports,
  
• dans le traitement de courte durée des nausées et vomissements sans fièvre.
  

CONTRE-INDICATIONS  ^(sommaire)

Ce médicament ne doit pas être utilisé dans les cas suivants :

• risque de glaucome à angle fermé,
  
• risque de rétention des urines (adénome de la prostate),
  
• enfant de moins de 2 ans (sirop en flacon lorsqu'il est utilisé dans le mal des transports),
  
• enfant de moins de 6 ans (sachet ; sirop en flacon lorsqu'il est utilisé dans le traitement des nausées et vomissements sans fièvre),
  
• enfant de moins de 15 ans (gélule).
  

ATTENTION  ^(sommaire)

Des précautions sont nécessaires en cas d'insuffisance hépatique ou d'insuffisance rénale graves et chez la personne âgée, notamment en cas de constipation chronique, de tendance aux vertiges ou aux baisses de tension.
Le sirop contient du sucre (saccharose) en quantité notable.
Évitez les boissons alcoolisées : augmentation du risque de somnolence.
Ce médicament peut induire une somnolence, parfois intense chez certaines personnes. Cette somnolence peut être augmentée par la prise d'alcool ou d'autres médicaments sédatifs. La conduite et l'utilisation de machines dangereuses sont fortement déconseillées, surtout dans les heures qui suivent la prise du médicament.

INTERACTIONS MEDICAMENTEUSES  ^(sommaire)

Informez votre médecin ou votre pharmacien si vous prenez un autre médicament ayant des effets atropiniques ou sédatifs (tranquillisants, somnifères, certains médicaments contre la toux ou contre la douleur contenant des opiacés, antidépresseurs, neuroleptiques...).

GROSSESSE et ALLAITEMENT ^(sommaire)

Grossesse :
L'utilisation ponctuelle de ce médicament pendant la grossesse est possible, à condition de respecter la posologie recommandée. Néanmoins, son utilisation dans les jours qui ont précédé l'accouchement doit être signalée au médecin ; en effet, une surveillance particulière du nouveau-né peut être nécessaire.

Allaitement :
Ce médicament passe dans le lait maternel ; ne l'utilisez pas ou ne le réutilisez pas sans avis médical.

MODE D'EMPLOI ET POSOLOGIE  ^(sommaire)

Dans la prévention du mal des transports, ce médicament doit être une demi-heure avant le départ.

Posologie usuelle:

Mal des tranports :

• Adulte : 1 à 2 gélules ou 1 à 2 cuillères à soupe de sirop avant le départ, à renouveler éventuellement au cours du voyage.
  
• Enfant de 6 à 15 ans : 1 à 2 cuillères à café de sirop ou 1 à 2 sachets, avant le départ. La prise peut éventuellement être renouvelée. Ne pas dépasser 10 cuillères à café de sirop ou 10 sachets par 24 heures.
  
• Enfant de 2 à 6 ans : ½ à 1 cuillère à café de sirop, avant le départ. La prise peut éventuellement être renouvelée. Ne pas dépasser 5 cuillères à café par 24 heures.
  

Nausées et vomissements sans fièvre :

• Adulte : 1 à 2 gélules ou 1 à 2 cuillères à soupe de sirop, toutes les 6 à 8 heures. Ne pas 8 gélules ou cuillères à soupe de sirop par jour.
  
• Enfant de 6 à 15 ans : 1 à 2 cuillères à café de sirop ou 1 à 2 sachets, toutes les 6 à 8 heures. Ne pas dépasser 10 cuillères à café de sirop ou 10 sachets par jour.
  

La durée du traitement ne doit pas dépasser 2 jours sans avis médical.

CONSEILS ^(sommaire)

Il existe des mesures simples et souvent efficaces pour prévenir le mal des transports :

• bien dormir la veille du voyage ;
  
• manger légèrement mais régulièrement pendant le trajet ;
  
• éviter le café, les boissons alcoolisées ou gazeuses ;
  
• privilégier certaines places : à l'avant en car, au niveau des ailes en avion, sur le pont au centre en bateau.
  

Le flacon de sirop ne doit pas être conservé plus de 1 mois après ouverture.

EFFETS INDÉSIRABLES POSSIBLES  ^(sommaire)

Somnolence.
Effets atropiniques : sécheresse de la bouche, troubles de l'accommodation, blocage des urines, constipation, palpitations.
Hypotension orthostatique, vertiges, tremblements, agitation.
Réaction allergique.
Anomalie de la numération formule sanguine.
Des cas d'abus, d'usage détourné et de dépendance ont été observés notamment chez des adolescents.

---

LEXIQUE  ^(sommaire)

accommodation
« Mise au point » de l'œil, permettant la vision nette de près. La presbytie est le trouble de l'accommodation le plus courant ; certains médicaments tels que l'atropine peuvent provoquer des troubles de l'accommodation passagers.


adénome de la prostate
Augmentation du volume de la prostate, glande située sous la vessie de l'homme. Cette augmentation de volume est bénigne, n'a aucun rapport avec un cancer, mais peut gêner le passage des urines dans le canal (urètre) qui traverse la glande.
Les symptômes qui font évoquer la présence d'un adénome de la prostate sont :

• une difficulté à uriner (lenteur, faiblesse du jet) ;
  
• le besoin de se lever plusieurs fois la nuit pour uriner ;
  
• des envies d'uriner impérieuses et difficiles à contrôler.
  

Certains médicaments, les atropiniques notamment, peuvent avoir pour effet indésirable d'aggraver la gêne et peuvent conduire à un blocage total de l'évacuation de la vessie. Ils sont donc contre-indiqués ou doivent être utilisés prudemment chez les hommes présentant les symptômes décrits ci-dessus.


alcool
Nom général désignant une famille de substances qui ont la propriété de pouvoir être mélangées à l'eau et aux corps gras. L'alcool le plus courant est l'alcool éthylique (éthanol), mais il existe de nombreux autres alcools : méthanol, butanol, etc. Le degré d'une solution alcoolique correspond au volume d'alcool pur présent dans 100 ml de solution, en sachant que 1 verre ballon de vin ou 1 demi de bière (25 cl) contiennent environ 8 g d'alcool.
Lorsque l'alcool est utilisé comme antiseptique, un dénaturant d'odeur désagréable lui est souvent ajouté pour éviter qu'il soit bu. Contrairement à une croyance répandue, l'alcool à 70o (ou même à 60o) est un meilleur antiseptique que l'alcool à 90o.


antidépresseurs
Médicament qui agit contre la dépression. Certains antidépresseurs sont également utilisés pour combattre les troubles obsessionnels compulsifs, l'anxiété généralisée, certaines douleurs rebelles, l'énurésie, etc.
En fonction de leur mode d'action et de leurs effets indésirables, les antidépresseurs sont divisés en différentes familles : les antidépresseurs imipraminiques, les inhibiteurs de la recapture de la sérotonine, les IMAO (sélectifs ou non sélectifs). Enfin, d'autres antidépresseurs n'appartiennent à aucune de ces familles, car ils possèdent des propriétés originales.
Le mode d'action des antidépresseurs comporte deux aspects principaux : le soulagement de la souffrance morale et la lutte contre l'inhibition qui enlève toute volonté d'action au déprimé. Il arrive qu'un décalage survienne entre ces deux effets : la souffrance morale peut persister, alors que la capacité d'action réapparaît. Pendant cette courte période, le risque suicidaire présent chez certains déprimés peut être accru. Le médecin en tient compte dans sa prescription (association éventuelle à un tranquillisant) et celle-ci doit être impérativement respectée.


antiémétique
Médicament qui lutte contre les vomissements.


antihistaminiques
Médicament qui s'oppose aux différents effets de l'histamine. Deux types principaux existent : les antihistaminiques de type H1 (antiallergiques) et les antihistaminiques de type H2 (antiulcéreux gastriques). Certains antihistaminiques de type H1 sont sédatifs, d'autres n'altèrent pas la vigilance.


atropiniques
Médicament dont les effets sont proches de ceux de l'atropine. Les atropiniques luttent contre les spasmes et la diarrhée. Les effets indésirables des atropiniques sont les suivants : épaississement des sécrétions bronchiques, sécheresse de la bouche et des muqueuses, constipation, risque de blocage des urines et de crise de glaucome aigu chez les personnes prédisposées, troubles de l'accommodation, sensibilité anormale à la lumière par dilatation de la pupille. La prise de plusieurs médicaments atropiniques augmente le risque d'effets indésirables. En cas de surdosage ou d'ingestion accidentelle, peuvent apparaître également les signes suivants : peau rouge et chaude, fièvre, accélération de la respiration, baisse ou, au contraire, élévation de la tension artérielle, agitation, hallucinations, mauvaise coordination des mouvements. Prévenez d'urgence votre médecin ou, à défaut, appelez le 15, le 112 ou un service médical d'urgence.
Outre l'atropine et ses dérivés, d'autres médicaments présentent des effets atropiniques : les antidépresseurs imipraminiques, certains antihistaminiques, antispasmodiques, antiparkinsoniens et neuroleptiques.


dépendance
Besoin psychique ou physique entraîné par la prise de certaines substances naturelles ou médicamenteuses. Cet état peut s'accompagner, à l'arrêt des prises, de symptômes variés, regroupés sous le terme de syndrome de sevrage.


glaucome
Maladie caractérisée par l'augmentation de la pression des liquides contenus dans l'œil (hypertension intraoculaire).
Ce terme général recouvre deux affections totalement différentes :

• Le glaucome à angle ouvert ou glaucome chronique est le plus fréquent ; il est généralement sans symptômes, dépisté par la mesure de la tension intraoculaire chez l'ophtalmologiste. Il ne provoque pas de crise aiguë, et le traitement repose essentiellement sur des collyres bêtabloquants. Les personnes atteintes d'un glaucome à angle ouvert ne doivent pas utiliser de dérivés de la cortisone sans avis ophtalmologique préalable.
  
• Le glaucome à angle fermé ou glaucome aigu est plus rare. Entre les crises, la tension intraoculaire est normale. Mais l'usage intempestif de médicaments atropiniques (notamment en collyre) provoque une crise aiguë d'hypertension intraoculaire qui peut abîmer définitivement la rétine en quelques heures. C'est une urgence ophtalmologique qui se reconnaît à un œil brutalement rouge, horriblement douloureux, dur comme une bille de verre, et dont la vision devient floue.
  

L'angle dont il est question dans ces deux affections est l'angle irido-cornéen. C'est en effet entre l'iris et la cornée que se situe le système d'évacuation des liquides de l'œil. Un angle peu ouvert (fermé) expose à une obstruction totale du système d'évacuation. Cette obstruction peut survenir lorsque l'iris est ouvert au maximum (mydriase) sous l'effet d'un médicament atropinique : l'iris vient alors s'accoler à la cornée.
Les contre-indications des médicaments atropiniques ne concernent que les personnes ayant déjà fait des crises de glaucome à angle fermé, ou chez qui un ophtalmologiste a détecté ce risque. Celles qui souffrent d'un glaucome chronique à angle ouvert ne sont pas concernées par ces contre-indications.


Hypotension orthostatique
Baisse de la tension artérielle survenant lors du passage de la position allongée à la position debout. Due le plus souvent à des médicaments, l'hypotension orthostatique se traduit par des étourdissements avec risque de chute, notamment chez les personnes âgées. On peut prévenir ces troubles en évitant les changements de position brutaux : rester assis quelques instants au bord du lit avant de se mettre debout, se lever lentement d'un siège en gardant un appui avant de se déplacer.
Le port de bas de contention, qui empêche le sang de refluer vers les jambes en position debout, est également utilisé pour traiter l'hypotension orthostatique.


insuffisance hépatique
Incapacité du foie à remplir sa fonction, qui est essentiellement l'élimination de certains déchets, mais également la synthèse de nombreuses substances biologiques indispensables à l'organisme : albumine, cholestérol et facteurs de la coagulation (vitamine K, etc.).


insuffisance rénale
Incapacité des reins à éliminer les déchets ou les substances médicamenteuses. Une insuffisance rénale avancée ne se traduit pas forcément par une diminution de la quantité d'urine éliminée. Seuls une prise de sang et le dosage de la créatinine peuvent révéler cette maladie.


neuroleptiques
Famille de médicaments utilisés dans le traitement de certains troubles nerveux ou de symptômes divers : troubles digestifs, troubles de la ménopause, etc.


nouveau-né
Enfant de moins de un mois.


numération formule sanguine
La numération mesure le nombre de globules rouges (hématies), de globules blancs (leucocytes) et de plaquettes dans le sang. La formule sanguine précise le pourcentage des différents globules blancs : neutrophiles, éosinophiles, basophiles, lymphocytes, monocytes.
Abréviation : NFS.


opiacés
Famille chimique qui englobe l'opium et ses dérivés. Outre les drogues telles que l'opium ou l'héroïne, la famille des opiacés comporte la morphine (antalgique puissant), la codéine (antitussif et antalgique) et de nombreuses autres substances.


palpitations
Perception anormale de battements cardiaques irréguliers.


posologie
Quantité et répartition de la dose d'un médicament en fonction de l'âge, du poids et de l'état général du malade.


Réaction allergique
Réaction due à l'hypersensibilité de l'organisme à un médicament. Les réactions allergiques peuvent prendre des aspects très variés : urticaire, œdème de Quincke, eczéma, éruption de boutons rappelant la rougeole, etc. Le choc anaphylactique est une réaction allergique généralisée qui provoque un malaise par chute brutale de la tension artérielle.


sédatifs

• Qui apaise, qui calme.
  
• Médicament appartenant à différentes familles : anxiolytiques, hypnotiques, antalgiques, antitussifs, antiépileptiques, neuroleptiques, etc. mais aussi antidépresseurs, antihistaminiques H1, antihypertenseurs. Un sédatif peut être responsable de somnolence et augmenter les effets de l'alcool.
  

sucre
Terme général désignant différentes substances dont la plus répandue est le saccharose. D'autres sucres peuvent être contenus dans les médicaments : glucose, fructose, lactose, etc. Le glucose est le sucre utilisé par l'organisme ; il est le seul à circuler en quantité notable dans le sang.
Les édulcorants (faux sucre) sont autorisés chez les diabétiques ou les personnes suivant un régime, et sont très peu caloriques.


vertiges
Symptôme qui peut désigner une impression de perte d'équilibre (sens commun) ou, plus strictement, une sensation de rotation sur soi-même ou de l'environnement (sens médical).